FRAM-ini
Gebruikers van de semi-kwantitatieve FRAME-methode vroegen of het mogelijk was om een gelijkaardige, maar minder uitgebreide,
methode uit te werken voor een kwalitatieve bepaling van het brandrisico voor gebruikers met een eerder elementaire kennis van
brandveiligheid. FRAM-ini is het instrument dat hiervoor werd uitgewerkt, maar het is ook een inleiding en opstap voor de semi-
kwantitatieve FRAME benadering.
Zoals in FRAME, komt er ook een aparte brandrisicobepaling voor gebouw en inhoud (de "eigendom") en voor de aanwezigen ( de
"gebruikers") ·. Om de vele invloedfactoren in de risicobepaling in te passen wordt gebruikt gemaakt van checklist met gewogen
invloedfactoren. De weging van deze factoren is afgeleid uit de berekening van de deelfactoren in FRAME. Deze checklists maken een
gebalanceerde afweging mogelijk van meerdere parameters en leiden tot een aantal subklassen, die dan verder gebruikt worden in het
beslissingsmodel.
In FRAME wordt aangeraden om eerst het risico voor gebouw en inhoud te bepalen, en pas daarna het risico voor de aanwezigen, omdat
dit uit ervaring de gemakkelijkste manier blijkt te zijn om een goed algemeen brandveiligheidsniveau vast te leggen. Ook deze
benadering is overgenomen.
FRAM-ini gebruikt 5 beschermingscategorieën, die bepaald zijn met dezelfde componenten als in FRAME, en het beslissingsmodel geeft
de koppeling tussen de risicoklassen en het vereiste of aanbevolen beschermingsgraad ·.
De vijf brandbeschermingscategorieën zijn:
Beperkt: De gebruikers van het gebouw kunnen een beginnende brand ontdekken, de brandzone op eigen kracht verlaten indien nodig
en de brandweer oproepen voor hulp. De brand is gemakkelijk beheersbaar.
Categorie 1: Er bestaat een eenvoudig brandveiligheidsplan dat aan de gebruikers aangeeft wat te doen in geval van brand en hoe de
brandweer op te roepen voor hulp. Het gebouw is uitgerust met manuele middelen voor brandalarm en brandbestrijding. De brandweer
treedt op volgens hun standaard procedures en kan de brand op korte tijd beheersen.
Categorie 2: Er bestaat een gedetailleerd brandveiligheidsplan dat aan de gebruikers aangeeft wat te doen in geval van brand. Het
gebouw is uitgerust met automatische branddetectie en brandalarm en met middelen voor manuele brandbestrijding. De brandweer
heeft een aangepast interventieplan voor dit gebouw. Brandbeheersing kan moeilijk zijn in ongunstige omstandigheden.
Categorie 3: Er bestaat een gedetailleerd brandveiligheidsplan dat aan de gebruikers aangeeft wat te doen in geval van brand. Het
gebouw is uitgerust met automatische sprinklers en een brandalarmsysteem voor de gebruikers. De brandweer heeft een aangepast
interventieplan voor dit gebouw.
Categorie 4: Er bestaat een gedetailleerd brandveiligheidsplan voor de gebruikers en een aangepast interventieplan voor de brandweer.
Het gebouw is uitgerust met op maat ontworpen manuele en automatische brandbeschermingssystemen.
Beperkingen
FRAM-ini kan enkel gebruikt worden voor een kwalitatieve bepaling van het brandrisico. Voor kleinere gebouwen kan men het hele
gebouw als één geheel nemen, maar voor grotere gebouwen, die in compartimenten ingedeeld kunnen worden, is het betere om de
risicobepaling per compartiment uit te voeren. Als het resultaat een te hoog risico geeft, is het aangeraden om eerst bijkomende
compartimentering te voorzien en dan het risico te herbepalen voor elk van de nieuwe compartimenten.
Het klasseren van de risico's in vijf klassen en van de bescherming in vijf categorieën is enkel een beslissingsmodel. In de praktijk vindt
men een grotere variatie in de mogelijke schade en kan men ook voor de bescherming vele varianten tegenkomen.
Een kwalitatieve risicobepaling is in veel gevallen voldoende is om het vereiste beschermingsniveau te bepalen. Maar de
verscheidenheid van invloedfactoren is zo groot dat soms een meer graduele benadering van risico en bescherming noodzakelijk is om
een op maat uitgewerkt veiligheidsconcept uit te werken. In dergelijke gevallen zal het FRAM-ini beslissingsmodel leiden tot een
vermelding dat de methode niet bruikbaar is: "Not in scope" of "non applicable".
Als een kwantitatieve brandrisicobepaling nodig is, bv. voor het vastleggen van een alternatief of gelijkwaardig brandveiligheidsconcept,
dient men gebruik te maken van FRAME of een andere meer uitgebreide methode, die voor alle belanghebbenden aanvaardbaar is.
Brandrisicobepaling voor de "Eigendom"
Het brandrisico "eigendom" wordt bepaald met een beslissingsboom in acht stappen. De 5 risicoklassen (RCP I - RCP V) zijn
gedefinieerd met een stijgend schadepotentieel. Deze risicoklassen zijn bepaald voor een situatie waarbij de brandweer de brand moet
bestrijden met de eigen middelen nadat de brand toevallig werd ontdekt. Automatische branddetectiesystemen en automatische
blussystemen worden hierbij niet in rekening gebracht, die worden in het beschermingsconcept ingevoerd.
RCP I: schade aan het compartiment en inhoud is waarschijnlijk beperkt en herstelbaar.
RCP II: schade aan het compartiment en inhoud is waarschijnlijk belangrijk maar herstelbaar.
RCP III: belangrijke schade in het compartiment is te verwachten, maar buiten het compartiment onwaarschijnlijk.
RCP IV: totale vernietiging is te verwachten, met mogelijke schade daarbuiten.
RCP V: brandramp: uitzonderlijk grote brandschade is mogelijk
De brandrisicoklassen eigendom en de beschermingscategorieën zijn gekoppeld in het volgende schema:
Risicobepaling voor de "Gebruikers".
De brandrisicoklasse "Gebruikers" wordt bepaald in een beslissingsschema in zes stappen. Er zijn 5 risicoklassen voor de
gebruikers (RCO I - RCO V) bepaald met een stijgend potentieel voor slachtof-fers, doden en/of gewonden. De risicoklassen
worden bepaald voor een situatie waarbij de gebrui-kers de brand zelf moeten ontdekken en er dan op reageren volgens hun
eigen risicobewustzijn en de beschikbare kennis, zoals de aanduidingen en direct toegankelijke informatie, bv. pictogrammen en
instructies. Automatische branddetectie en automatische blussystemen worden in dit stadium niet beschouwd, maar zijn voorzien
in de beschermingscategorie.
De 5 brandrisicoklassen "gebruikers" kunnen als volgt aangeduid worden:
RCO 1 "Minimaal" is alleen toepasselijk voor zone met weinig aanwezigen en adequate evacuatie-mogelijkheden.
RCO 2 "Beperkt" is toepasselijk wanneer een beginnende brand gemakkelijk kan ontdekt worden en waar de aanwezigen kunnen
evacueren, eventueel met de hulp en begeleiding van het personeel.
RCO 3 "Gemiddeld" is toepasselijk in de meeste zones, waar een standaard evacuatieprocedure bestaat, maar waar mogelijk
enkele personen moeten gered worden.
RCO 4 "Toegenomen" is toepasselijk voor zones waar voor een veilige evacuatie van alle personen de hulp van de brandweer
noodzakelijk kan zijn.
RCO 5 "Hoog" is toepasselijk voor zones waar een volledige evacuatie van alle aanwezigen praktisch moeilijk te realiseren is.
De risicoklassen "gebruikers" en de beschermingscategorieën zijn gekoppeld in het volgende schema:
Een uitgebreide beschrijving van de werkmethode vindt U hier...
Er is ook een rekenblad ter ondersteuning : Microsoft Office FRAMEiniNL3 sjabloon (xltx)
Opgelet, er stond een fout in FRAMEiniNL2 in cel E83. De combinatie ET2 + EX2 gaf RCO1 in plaats van RCO2
© Erik De Smet, juni 2013, maart 2014